D.4. Debian GNU/Linux installeren met het Parallel Line Internet Protocol (PLIP)

In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u Debian GNU/Linux kunt installeren op een computer zonder ethernetkaart, maar die via een zogenaamde Null-Modemkabel (ook wel Null-Printer-kabel of crossed-over RS-232-kabel genoemd) verbonden is met een ander systeem, een gateway-computer genaamd. De gateway-computer moet verbonden zijn met een netwerk waarop zich een Debian-spiegelserver bevindt (bijv. verbonden met het internet).

In het voorbeeld in deze bijlage zetten we een PLIP-verbinding op met een gateway die met het internet verbonden is via een inbelverbinding (ppp0). We gebruiken het internetadres 192.168.0.1 voor de PLIP-interface op het doelsysteem en 192.168.0.2 voor de PLIP-interface op het bronsysteem (beide adressen mogen in uw netwerkadresruimte niet in gebruik zijn).

De PLIP-verbinding die tijdens de installatie opgezet wordt zal na de herstart ook met het geïnstalleerde systeem beschikbaar zijn (zie Hoofdstuk 7, De computer opstarten met uw nieuwe Debian systeem).

Voor u begint moet u de BIOS-configuratie (IO-basisadres en IRQ) nakijken van de parallelle poort van zowel het bron- als het doelsysteem. De meest gangbare waarden zijn io=0x378, irq=7.

D.4.1. Vereisten

  • Een doelcomputer, doel genoemd, waarop Debian geïnstalleerd zal worden.

  • Installatiemedia om het systeem te installeren; zie Paragraaf 2.4, “Installatiemedia”.

  • Een tweede computer die verbonden is met het internet, bron genoemd, en die als gateway dienst zal doen.

  • Een DB-25 Null-Modem-kabel. Raadpleeg de PLIP-Install-HOWTO voor meer informatie over deze kabel en voor richtlijnen om er zelf een te maken.

D.4.2. Bron opzetten

Het volgende shell-script is een eenvoudig voorbeeld van hoe u de broncomputer kunt configureren als een gateway naar het internet via ppp0.

#!/bin/sh

# We verwijderen actieve modules uit de kernel om conflicten te vermijden
# en om ze zelf opnieuw handmatig te configureren.
modprobe -r lp parport_pc
modprobe parport_pc io=0x378 irq=7
modprobe plip

# Configureer de plip-interface
# (in mijn geval plip0. Gebruik dmesg | grep plip om dit na te gaan)
ifconfig plip0 192.168.0.2 pointopoint 192.168.0.1 netmask 255.255.255.255 up

# Configureer de gateway
modprobe iptable_nat
iptables -t nat -A POSTROUTING -o ppp0 -j MASQUERADE
echo 1 > /proc/sys/net/ipv4/ip_forward

D.4.3. Doel installeren

Start het installatiemedium op. De installatie moet uitgevoerd worden in expertmodus; voer expert in aan de opstartprompt. Als u parameters moet instellen voor kernelmodules, moet u dat ook aan de opstartprompt doen. Bijvoorbeeld, om het installatiesysteem op te starten en voor de module parport_pc waarden in te stellen voor de opties io en irq, moet u aan de opstartpromt de volgende invoer gebruiken:

expert parport_pc.io=0x378 parport_pc.irq=7

Hierna vindt u de antwoorden die tijdens de verschillende fases van de installatie moeten gegeven worden.

  1. Componenten van het installatiesysteem laden van installatiemedia

    Selecteer uit de lijst de optie plip-modules. Dit zal de PLIP-stuurprogramma's beschikbaar maken voor het installatiesysteem.

  2. Netwerkhardware detecteren

    • Indien 'doel' wel degelijk een netwerkkaart heeft, zult u een lijst van stuurprogrammamodules voor de gedetecteerde kaart te zien krijgen. Indien u debian-installer wilt dwingen om in de plaats daarvan plip te gebruiken, moet u alle vermelde stuurprogrammamodules uitvinken. Als 'doel' geen netwerkkaart heeft, zal het installatiesysteem die lijst uiteraard niet tonen.

    • Omdat voordien geen netwerkkaart gedetecteerd/geselecteerd werd, zal het installatiesysteem u vragen om een netwerkstuurprogrammamodule te selecteren uit een lijst. Selecteer de plip-module.

  3. Het netwerk configureren

    • Het netwerk automatisch configureren met DHCP: No/Neen

    • IP-adres: 192.168.0.1

    • Point-to-point-adres: 192.168.0.2

    • Naamserveradressen: u kunt dezelfde adressen opgeven die u voor 'bron' gebruikte (zie /etc/resolv.conf)