3.6. Configuratie van hardware en besturingssysteem voor de installatie

Dit deel behandelt eventuele hardware-instellingen die u moet uitvoeren voordat u Debian installeert. In het algemeen gaat het dan over het controleren en eventueel wijzigen van instellingen in de BIOS/UEFI/systeemfirmware op uw systeem. Het BIOS/UEFI of de systeemfirmware is de kernsoftware die door de hardware wordt gebruikt. Deze speelt een cruciale rol bij het begin van het opstarten (na het aanzetten van de computer).

3.6.1. Het BIOS instellen

Om Debian GNU/Linux te installeren op een S/390- of zSeries-machine moet u eerst een kernel opstarten binnen het systeem. Het opstartmechanisme van dit platform is inherent verschillend van andere, in het bijzonder van PC-achtige systemen. Bij het werken met dit platform zult u een groot verschil opmerken: de meeste (zo niet alle) tijd zult u vanop afstand werken met behulp van software voor een cliënt-sessie, zoals telnet, of met behulp van een browser. Dit heeft te maken met de bijzondere systeemarchitectuur waarbij de 3215/3270-console regel-gebaseerd en niet teken-gebaseerd is.

Op dit platform werkt Linux ofwel standaard op de kale machine, of in een zogenaamde LPAR (Logische Partitionering) of in een virtuele machine die door het VM-systeem aangeleverd wordt. Opstartmedia verschillen naargelang de runtime-modus. U kunt bijvoorbeeld de virtuele kaartlezer gebruiken van een virtuele machine, of opstarten van de HMC (Hardware Management Console) van een LPAR als de HMC en deze optie voor u beschikbaar zijn.

Vooraleer u overgaat tot de echte installatie, moet u een ontwerp maken en enkele voorbereidende stappen doorlopen. IBM heeft documentatie ter beschikking gesteld voor het hele proces, bijvoorbeeld over hoe u een installatiemedium moet klaarmaken en hoe u effectief vanaf dat medium kunt opstarten. Deze documentatie hier dupliceren is niet mogelijk en ook niet nodig. Toch zullen we hier beschrijven welk soort Debian-specifieke gegevens nodig zijn en waar u ze kunt vinden. Met behulp van beide informatiebronnen moet u uw machine en het installatiemedium voorbereiden voor u er van kunt opstarten. Als u in uw cliënt-sessie het welkomstbericht ziet, moet u naar dit document teruggrijpen en de Debian-specifieke installatiestappen doorlopen.

3.6.2. Standaardinstallatie en LPAR-installatie

Raadpleeg hoofdstuk 5 van het IBM-Redbook Linux for S/390 en hoofdstuk 3.2 van het IBM-Redbook Linux for IBM eServer zSeries and S/390: Distributions voor het opzetten van een LPAR voor Linux.

3.6.3. Een installatie als VM-gast

Raadpleeg hoofdstuk 6 van het IBM-Redbook Linux for S/390 en hoofdstuk 3.1 van het IBM-Redbook Linux for IBM eServer zSeries and S/390: Distributions over het opzetten van een VM-gast om Linux te gebruiken.

U moet alle bestanden van de onderliggende map generic kopiëren naar uw CMS-schijf. Zorg ervoor om kernel.debian en initrd.debian in binaire modus over te zetten met een vaste recordlengte van 80 tekens (door in uw FTP-cliënt BINARY en LOCSITE FIX 80 op te geven). parmfile.debian kan ofwel in ASCII- of in EBCDIC-opmaak zijn. Een voorbeeldscript debian.exec dat de bestanden in de juiste volgorde zal ponsen, wordt bij de images bijgevoegd.

3.6.4. Een installatieserver opzetten

Indien u geen verbinding met het internet heeft (ofwel direct, ofwel via een web-proxy) moet u een lokale installatieserver maken die vanaf uw S/390 benaderd kan worden. Deze server bewaart alle pakketten die u wenst te installeren en moet ze beschikbaar stellen via NFS, HTTP of FTP.

De installatieserver moet de mappenstructuur van een Debian GNU/Linux-spiegelserver exact kopiëren, maar enkel de bestanden voor S/390 en de architectuur-onafhankelijke bestanden zijn nodig. U kunt ook de inhoud van alle installatie-images naar een dergelijke mappenboom kopiëren.

NOG-TE-DOEN: meer informatie is nodig — uit een IBM-Redbook?